dinsdag 15 april 2008

Re: Griep

Zonder jou had ik die regels als misprijzing opgevat van menselijk gestuntel (en hoe goed ken je dan Lucebert, na al die jaren). Maar ze zouden als motto en mantra boven onze grot kunnen staan, niet? Want het is allicht beter dan de formule van het wereldraadsel op een t-shirt, of een andere toverspreuk van wie het antwoord (en daarmee de dood in de pot) meent te hebben gevonden.
Ik leer het wel, Dirk...



At 15:45 15-4-2008, you wrote:
gedachten worden gedaan rondom de dingen
deels duidelijk deels aangeduid
maar geen zal er daadwerkelijk winnen

Heerlijk & groots, die middaghitte
het was dan ook bijzonder heet midden 1962, mijn moeder zegt dat toch altijd :-]

----- Original Message ----
From: Rutger H. Cornets de Groot <rutger@cornetsdegroot.com>
To: Dirk Vekemans <dirkvekemans@yahoo.com>
Sent: Tuesday, April 15, 2008 3:20:30 PM
Subject: Re: Griep

Dirk,

Gebruik van Google is zo te zien niet zonder heuristisch voordeel: ignotum per ignotus: het duistere verklaren door het nog duisterdere - een beetje liefde voor die muze in haar afgescheurde kleed! Een fraai vers, van Vermeylen, bedoel ik.

De middaghitte is van Lucebert, rond 1962 gepubliceerd in.... Merlyn. Zie hier op p. 56: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196201_01/_mer005196201_01_0012.htm

gij zult rondtasten in de middaghitte
 
de slaper door een sloopwerktuig ontworpen
eens genummerd als kind is door willekeur omringd
hij gaat tenslotte op zijn tenen staan zijn ogen
zullen eenzaam opklimmen naar een schitterend lichaam in de lucht
dit is mijn geluk dit is mijn ellende
 
deze dag zal zijn als alle dagen
gedachten worden gedaan rondom de dingen
deels duidelijk deels aangeduid
maar geen zal er daadwerkelijk winnen
 
slechts even door handoplegging
zal zich losmaken het pakijs van het verdriet
te zijn gebonden een last logge onderdelen
een loopmachine smekend om respijt
om rust in de rage
de dwingende bronnendorst
 
bah hoe slaat in de goedgesmeerde steden
keer op keer de bliksem in
juist daar waar ik drinken wil


Rutger


At 15:00 15-4-2008, you wrote:
Rutger,

'k wou weten waar die middaghitte was, opdat ik ook zou kunnen tasten, want het hagelt hier maar
met aprilse grilligheid. Ik kwam hier op uit, August Vermeylen:



MISANTHROPIE







Menschen zijn lelijk, met hun lijf mismaakt
Door 't zwoegen, 't droevig kleed en eeuw'ge ziekten
Hun geest is laf, of zij voor 't leven schrikten
't Onloofbare, dat rond uw schijn-zijn waakt

Verkracht smartvleesch, dat nooit de banden braak
Waarin u wevers van den dood verstrikten
Uit duistren nacht! Vleeschoogen die uw blik ten
Hemel nooit hieft, en maar wat stoflijks raakt

Uw beendren zijn verkankerd door de zonde
'k Zou, als 'k uw bleeke mom afscheuren konde
'n Beestmuil zien grijnzen. Dóód zijt gij; gesmoord

Dóód is uw vlam.  Rondtastend draait ge, als beesten
Verplet ge elkaar, te zoeken naar één Woord
Dat lang vergeten is uit menschengeesten.


die blik ten! bij die vleesogen! o hemelse stoflijkheid!

Er zit een Muze diep geborgen in de Geugleklieren, ze stipt ons resultaten aan waarin zijzelf heur afgescheurde kleed in repen droog laat zwieren, zodat wij wanhopig tastend naar haar zoeke lijf met museaal gebazel alle tijd om niet verliezen.

dirk



 


between 0000-00-00 and 9999-99-99  

Re: Griep

gedachten worden gedaan rondom de dingen
deels duidelijk deels aangeduid
maar geen zal er daadwerkelijk winnen

Heerlijk & groots, die middaghitte
het was dan ook bijzonder heet midden 1962, mijn moeder zegt dat toch altijd :-]

----- Original Message ----
From: Rutger H. Cornets de Groot <rutger@cornetsdegroot.com>
To: Dirk Vekemans <dirkvekemans@yahoo.com>
Sent: Tuesday, April 15, 2008 3:20:30 PM
Subject: Re: Griep

Dirk,

Gebruik van Google is zo te zien niet zonder heuristisch voordeel: ignotum per ignotus: het duistere verklaren door het nog duisterdere - een beetje liefde voor die muze in haar afgescheurde kleed! Een fraai vers, van Vermeylen, bedoel ik.

De middaghitte is van Lucebert, rond 1962 gepubliceerd in.... Merlyn. Zie hier op p. 56: http://www.dbnl.org/tekst/_mer005196201_01/_mer005196201_01_0012.htm

gij zult rondtasten in de middaghitte
 
de slaper door een sloopwerktuig ontworpen
eens genummerd als kind is door willekeur omringd
hij gaat tenslotte op zijn tenen staan zijn ogen
zullen eenzaam opklimmen naar een schitterend lichaam in de lucht
dit is mijn geluk dit is mijn ellende
 
deze dag zal zijn als alle dagen
gedachten worden gedaan rondom de dingen
deels duidelijk deels aangeduid
maar geen zal er daadwerkelijk winnen
 
slechts even door handoplegging
zal zich losmaken het pakijs van het verdriet
te zijn gebonden een last logge onderdelen
een loopmachine smekend om respijt
om rust in de rage
de dwingende bronnendorst
 
bah hoe slaat in de goedgesmeerde steden
keer op keer de bliksem in
juist daar waar ik drinken wil


Rutger


At 15:00 15-4-2008, you wrote:
Rutger,

'k wou weten waar die middaghitte was, opdat ik ook zou kunnen tasten, want het hagelt hier maar
met aprilse grilligheid. Ik kwam hier op uit, August Vermeylen:

MISANTHROPIE



Menschen zijn lelijk, met hun lijf mismaakt
Door 't zwoegen, 't droevig kleed en eeuw'ge ziekten
Hun geest is laf, of zij voor 't leven schrikten
't Onloofbare, dat rond uw schijn-zijn waakt

Verkracht smartvleesch, dat nooit de banden braak
Waarin u wevers van den dood verstrikten
Uit duistren nacht! Vleeschoogen die uw blik ten
Hemel nooit hieft, en maar wat stoflijks raakt

Uw beendren zijn verkankerd door de zonde
'k Zou, als 'k uw bleeke mom afscheuren konde
'n Beestmuil zien grijnzen. Dóód zijt gij; gesmoord

Dóód is uw vlam.  Rondtastend draait ge, als beesten
Verplet ge elkaar, te zoeken naar één Woord
Dat lang vergeten is uit menschengeesten.


die blik ten! bij die vleesogen! o hemelse stoflijkheid!

Er zit een Muze diep geborgen in de Geugleklieren, ze stipt ons resultaten aan waarin zijzelf heur afgescheurde kleed in repen droog laat zwieren, zodat wij wanhopig tastend naar haar zoeke lijf met museaal gebazel alle tijd om niet verliezen.

dirk



 


between 0000-00-00 and 9999-99-99  

Re: Griep

Rutger,

'k wou weten waar die middaghitte was, opdat ik ook zou kunnen tasten, want het hagelt hier maar

met aprilse grilligheid. Ik kwam hier op uit, August Vermeylen:

MISANTHROPIE

Menschen zijn lelijk, met hun lijf mismaakt
Door 't zwoegen, 't droevig kleed en eeuw'ge ziekten
Hun geest is laf, of zij voor 't leven schrikten
't Onloofbare, dat rond uw schijn-zijn waakt

Verkracht smartvleesch, dat nooit de banden braak
Waarin u wevers van den dood verstrikten
Uit duistren nacht! Vleeschoogen die uw blik ten
Hemel nooit hieft, en maar wat stoflijks raakt

Uw beendren zijn verkankerd door de zonde
'k Zou, als 'k uw bleeke mom afscheuren konde
'n Beestmuil zien grijnzen. Dóód zijt gij; gesmoord

Dóód is uw vlam.  Rondtastend draait ge, als beesten
Verplet ge elkaar, te zoeken naar één Woord
Dat lang vergeten is uit menschengeesten.


die blik ten! bij die vleesogen! o hemelse stoflijkheid!

Er zit een Muze diep geborgen in de Geugleklieren, ze stipt ons resultaten aan waarin zijzelf heur afgescheurde kleed in repen droog laat zwieren, zodat wij wanhopig tastend naar haar zoeke lijf met museaal gebazel alle tijd om niet verliezen.

dirk




 

 

Re: Griep

Dirk,

Mooie reactie op Buelens en Breukers; het is natuurlijk iets naar je hart. En dan voor 25.000 euro, wie lacht daar niet om!

De poëzie tot haar recht laten komen - ja, dat is natuurlijk een merkwaardige formulering. Rechteloos als ze is, heeft ze wel een bereik, in welk opzicht lezers misschien alleen maar faciliterend optreden - maar toch staat mij de daarbij geïmpliceerde verzelfstandiging niet aan. Ik ben dan ook geen merlinist, ook geen personalist ten andere - eigenlijk hoop ik er met Van den Oever een beetje beter achter te komen wat ik dan wel zou <zijn>.
Ik wou eerst zeggen: de poëzie te begrijpen, maar dat veronderstelt weer een kleine machtsuitoefening, en wat we dan in onze handen houden is niet wat we dachten te be-grijpen. Een beetje Heisenberg kan geen kwaad in poeticis!

Mijn vader zei zijn leven lang op zoek te zijn geweest naar 'psychische taal' om eindelijk zijn 'literaire taal' op te kunnen geven. Dat bedoelde ik gisteren eigenlijk. Het is wat ironisch dat ik eerst langs Van den Oever moet om dat - op veel langere termijn - voor elkaar te gaan krijgen. Maar ik ben ook anders dan hij, en dan jij: ik kan wel wat van jullie chaos gebruiken: 'Men moet chaos in zich hebben om een dansende ster te kunnen baren', zegt Nietzsche.

In elk geval gaan we door: diep in de grot, en soms erbuiten, 'rondtastend in de middaghitte'.

Rutger


At 13:36 15-4-2008, Dirk Vekemans wrote:
Rutger,

Nu zit/zat ik weer effie verlegen om tijd om je terdege te beantwoorden. Ik vond je opmerking gisteren helemaal niet korzelig klinken, ik besef ook wel dat mijn Kathedraals gedram vaak een monomane vorm aanneemt waar niemand goed mee overweg kan, soms ikzelf niet bij herlezing.

Maar ik sta mezelf toe om dat niet erg te vinden want ik vind zo'n monomane vertekening van alles nu net een goeie zaak, het haalt als een tractor van enige tonnage met een veelkantige ploeg de velden open waar alles dreigt te verzanden.

En ik zoek bij jou net dat verliterairde, dat literatuurderige op: als er 1 veld is waarbinnen gedachten-als-bewegingen voldoende fijn gruis vinden om zich met volkomen leesbaarheid in voort te bewegen dan is het de literatuur wel, & je bezit voor mij net die fijne snee, de juiste korrel. Ik doe daar overigens graag aan mee, mijn jeugd bestond uit de realiteit waar niks over te zeggen is/was, en de literatuur, die dat dan maar kwam vervangen.

Ik zal dan (hahaha, het is me wat) wel op tijd en stond aan je plasjes komen snuffelen, want het is mij natuurlijk veel méér dan wat je hier poogt te verkwispelstaarten. In mijn betoogje laatst, waarvoor je jezelf onbekwaam acht, zitten meer gaten dan lijnen, dus het is ook onbegrijpelijk, maar dat is nu net waar we straks vanaf willen, én kunnen omdat we om de gaten te vullen, ze eerst moeten benaderen, de randen situeren, het veld verkennen.

Het grotontwerp heeft dus menige vormen van bewatering nodig, en alles wat mee het groteske als beweging kan omschrijven is wenselijk. Jij neemt Van den Oever door, ik zit in Bakhtin te neuzelen & we proberen alles samen te brengen opdat het zou botsen, vervloeien, verstrengelen en weer wegschieten.

Het groteske als 'duider van het wak' ( ha, wanneer mag een dichter zichzelf citeren? dit is het epitheton dat ik Faverey toedacht/dichtte in 'Spelen'. Als ik daar zin in heb, dus) als, in deze context, een catalysator bij theoretische ter ontwrichting van vastgeroeste theoretische kaders, is voor mij de grote hoop, het te bereiken Elysium waarvoor ik mij in dit avontuur gestort heb: als we erin slagen om die functie van het groteske op enige wijze duidelijker te vatten en/of bruikbaar, inzetbaar te maken, als denkbeweging bedoel ik dan maar bij gebrek aan een beter woord, dan kunnen we ons op de borst kloppen en Tarzanesk de slapende jungle onze triomf verkondigen.

Ik zou dat dan wel degelijk graag verder uitgespit zien, hoe die mensen dat dat zien 'de poëzie tot haar recht laten komen'. Is niet elke leeshouding maar bruikbaar als houding zolang het een tijdelijke en mede door de tekst ingegeven houding is en geen  naar buiten toe hoog gehouden pose, of, erger nog, een aan de voorgeschreven houding aangepaste zetel, bekleed met het leder van de academische reputatie?
Ik heb overigen helemaal niks tegen abstractie, hoe zou ik kunnen schrijven zónder abstractie, maar het abstraheren is een middel, zoals wrijving een middel kan zijn, of desintegratie om doorgangen te forceren, bruggen te slaan, vérder te groeien.
Wat ik bv dan mis, nu, behalve dan bij Buelens of Van Bastelaere of tot in het folosofische bij De Cauter soms en  behalve bij jou ook, is een verderzetting van de Merlijnse beweging, niet als Merlijnse beweging, hoe kan dat ook, Merlijn is wég, maar  het verdere verzitten, het schuifelen tot er een houding ontstaat die de lezing communicatief maakt en de communicatie derhalve ook vruchtbaar voor geheel de literaire zwam als dusdanig. Of laat het dan een ranonkel zijn.

Als er binnen en buiten ons eigen enge kringetje om niveau geroepen wordt gaat het m.i. daarover, dat je een communiceerbare leeshouding hebt die vruchtbaar, want dat infecteert ook, en wat infecteert is goed want het poëtische laat zich net als het groteske nog steeds het best omschrijven als een gemis, een falen, iets dat je dient op te roepen, altijd weer.

Dirk

----- Original Message ----
From: Rutger H. Cornets de Groot <rutger@cornetsdegroot.com>
To: Dirk Vekemans <dirkvekemans@yahoo.com>
Cc: vilt.grotext@blogger.com
Sent: Tuesday, April 15, 2008 12:18:25 PM
Subject: Griep

Dirk,

Dat klinkt de volgende ochtend allicht wat korzelig, en dát is niet de bedoeling. Het is niet dat ik het wel geloof of in mijn pet gooi wat je schrijft, want ik lees alles juist 'nauwgezet en wanhopig' (daar gaat die literator weer) maar ben in dit stadium van mijn 'ontwikkeling' - waarom die aanhalingstekens? omdat het woord een definietsel behoeft, niet om het vast te leggen, maar om er openingen voor te vinden - niet goed genoeg toegerust hiervoor. Wat kan ik doen? Proberen de achterstand in te lopen, en tussentijds verslag te doen van mijn bevindingen. Geen geplande fasen dus, maar om de zoveel dagen (bladzijden) een plasje tegen de ingang van de grot.
Je ziet, ik zit er maar mee. Enfin, 't geeft niet.
't Valt me op dat Van den Oever evenals Vaessens en Joosten destijds in hun boek over <postmoderne poëzie> erop wijst dat sommige leeshoudingen, m.n. de ergocentrische van Merlyn, al evenmin is toegerust om deze poëzie tot haar recht te laten komen. Net als 'postmodern' zou het predikaat 'grotesk' een erkenning zijn van het tekortschieten van de eigen theoretische kaders. Ik ben benieuwd of ze nog ingaat op de verschillen tussen die twee, en ook op het verschil met het sublieme. Maar misschien zijn al dergelijke noties je te abstract?

Rutger


 

Re: Griep

Rutger,

Nu zit/zat ik weer effie verlegen om tijd om je terdege te beantwoorden. Ik vond je opmerking gisteren helemaal niet korzelig klinken, ik besef ook wel dat mijn Kathedraals gedram vaak een monomane vorm aanneemt waar niemand goed mee overweg kan, soms ikzelf niet bij herlezing.

Maar ik sta mezelf toe om dat niet erg te vinden want ik vind zo'n monomane vertekening van alles nu net een goeie zaak, het haalt als een tractor van enige tonnage met een veelkantige ploeg de velden open waar alles dreigt te verzanden.

En ik zoek bij jou net dat verliterairde, dat literatuurderige op: als er één veld is waarbinnen gedachten-als-bewegingen voldoende fijn gruis vinden om zich met volkomen leesbaarheid in voort te bewegen dan is het de literatuur wel, & je bezit voor mij net die fijne snee, de juiste korrel. Ik doe daar overigens graag aan mee, mijn jeugd bestond uit de realiteit waar niks over te zeggen is/was, en de literatuur, die dat dan maar kwam vervangen.

Ik zal dan (hahaha, het is me wat) wel op tijd en stond aan je plasjes komen snuffelen, want het is mij natuurlijk veel méér dan wat je hier poogt te verkwispelstaarten. In mijn betoogje laatst, waarvoor je jezelf onbekwaam acht, zitten meer gaten dan lijnen, dus het is ook onbegrijpelijk, maar dat is nu net waar we straks vanaf willen, én kunnen omdat we om de gaten te vullen, ze eerst moeten benaderen, de randen situeren, het veld verkennen.

Het grotontwerp heeft dus menige vormen van bewatering nodig, en alles wat mee het groteske als beweging kan omschrijven is wenselijk. Jij neemt Van den Oever door, ik zit in Bakhtin te neuzelen & we proberen alles samen te brengen opdat het zou botsen, vervloeien, verstrengelen en weer wegschieten.

Het groteske als 'duider van het wak' ( ha, wanneer mag een dichter zichzelf citeren? dit is het epitheton dat ik Faverey toedacht/dichtte in 'Spelen'. Als ik daar zin in heb, dus) als, in deze context, een katalysator bij het theoretische vuurwerk ter ontwrichting van vastgeroeste kaders, is voor mij de grote hoop, het te bereiken Elysium waarvoor ik mij in dit avontuur gestort heb: als we erin slagen om die functie van het groteske op enige wijze duidelijker te vatten en/of bruikbaar, inzetbaar te maken, als denkbeweging bedoel ik dan maar bij gebrek aan een beter woord, dan kunnen we ons op de borst kloppen en Tarzanesk de slapende jungle onze triomf verkondigen.

Ik zou dat dan wel degelijk graag verder uitgespit zien, hoe die mensen dat dan zien : 'de poëzie tot haar recht laten komen'. Is niet elke leeshouding maar bruikbaar als houding zolang het een tijdelijke en mede door de tekst ingegeven houding is en geen naar buiten toe hoog gehouden pose, of, erger nog, een aan de voorgeschreven houding aangepaste zetel, bekleed met het leder van de academische reputatie?

Ik heb overigen helemaal niks tegen abstractie, hoe zou ik kunnen schrijven zónder abstractie, maar het abstraheren is een middel, zoals wrijving een middel kan zijn, of desintegratie om doorgangen te forceren, bruggen te slaan, vérder te groeien.

Wat ik bv dan mis, nu, behalve dan bij Buelens of Van Bastelaere of tot in het filosofische bij De Cauter soms en behalve bij jou ook, is een verderzetting van de Merlijnse beweging, niet als Merlijnse beweging, hoe kan dat ook, Merlijn is wég, maar het verdere verzitten, het schuifelen tot er een houding ontstaat die de lezing communicatief maakt en de communicatie derhalve ook vruchtbaar voor geheel de literaire zwam als dusdanig. Of laat het dan een ranonkel zijn.

Als er binnen en buiten ons eigen enge kringetje om niveau geroepen wordt gaat het m.i. daarover, dat je een communiceerbare leeshouding hebt die vruchtbaar, want dat infecteert ook, en wat infecteert is goed want het poëtische laat zich net als het groteske nog steeds het best omschrijven als een gemis, een falen, iets dat je dient op te roepen, altijd weer.

Dirk

-

Griep

Dirk,

Dat klinkt de volgende ochtend allicht wat korzelig, en dát is niet de bedoeling. Het is niet dat ik het wel geloof of in mijn pet gooi wat je schrijft, want ik lees alles juist 'nauwgezet en wanhopig' (daar gaat die literator weer) maar ben in dit stadium van mijn 'ontwikkeling' - waarom die aanhalingstekens? omdat het woord een definietsel behoeft, niet om het vast te leggen, maar om er openingen voor te vinden - niet goed genoeg toegerust hiervoor. Wat kan ik doen? Proberen de achterstand in te lopen, en tussentijds verslag te doen van mijn bevindingen. Geen geplande fasen dus, maar om de zoveel dagen (bladzijden) een plasje tegen de ingang van de grot.
Je ziet, ik zit er maar mee. Enfin, 't geeft niet.
't Valt me op dat Van den Oever evenals Vaessens en Joosten destijds in hun boek over <postmoderne poëzie> erop wijst dat sommige leeshoudingen, m.n. de ergocentrische van Merlyn, al evenmin is toegerust om deze poëzie tot haar recht te laten komen. Net als 'postmodern' zou het predikaat 'grotesk' een erkenning zijn van het tekortschieten van de eigen theoretische kaders. Ik ben benieuwd of ze nog ingaat op de verschillen tussen die twee, en ook op het verschil met het sublieme. Maar misschien zijn al dergelijke noties je te abstract?

Rutger

maandag 14 april 2008

Griep

Dirk,

Met griep in mijn lijf, al drie dagen, heb ik
toch nog wat kunnen plaatsen vanavond (na eerst
mijn inloggegevens te hebben opgevraagd). Het
haalt niet bij wat jij doet, maar daar zie ik ook
vanaf: ik vind je laatste post dermate lastig te
volgen dat ik het opgeef je op die manier partij
te geven: dat zou jou maar nodeloos ophouden. Ik
lees rustig in het boek van Annie van den Oever,
en hoop mijn achterstand zo goed als ik kan in te
halen. Ik ben maar een arme 'literator' (en zelfs
dat niet: ik ben hooguit dat wat ik heb
geschreven) en voel me op geen enkele manier in
staat om het menselijke te definiëren of het ik
op te doen lossen, als dit niet op een of andere
manier in 'literaire taal' kan worden gedaan:
niet om het mooie, maar vanwege de referentie. Ik
sluit niet uit dat daar nog eens verandering in
komt, maar vooralsnog heb je niet méér aan me dan een toegewijde lezer.

Groet,

Rutger

dinsdag 1 april 2008

Re: 't slenterende keurslijf

Dirk,

Je hebt het al eerder gemerkt, ik reageer niet altijd even prompt. Het vloeit bij mij lang niet zoals ik zou willen, maar gaat met horten en stoten - een schizofreen trekje (al zul jij dit soort etikettengeplak vermoedelijk afwijzen).

Las gisteren met plezier je tirade tegen de zichzelf voor een appel en een ei verkopende schrijvertjes, en zag later dat je 'm voor het grootste deel weer had verwijderd, en dat begrijp ik ook wel; je kunt niet blijven kankeren - maar je diepe minachting en walging deel ik van ganser harte. Schrijvers behoren in de eerste plaats toch democraten te zijn: mensen die stem geven aan mensen die geen stem hebben, om het zo eens uit te drukken. Maar een hoop schrijvers doen weinig meer dan berichten kopiëren, als afschrijvers: ze zouden van staatswege geïnstalleerd en betaald moeten worden!

Het geschifte, het verrückte, er vlak of net naast zitten, waardoor een metonymia een metaforisch karakter krijgt - zou dat kunnen?

Michaux' gedicht over het gezicht bracht ik in verband met Deleuze, die ergens zegt het gezicht als een product van een sociaal systeem te beschouwen, zelfs als een 'uitvinding van Christus', en zich dan afvraagt: 'Hoe het gezicht uit elkaar te halen? (...) Hoe zelfs onze liefde breken om eindelijk echt lief te kunnen hebben? Hoe onwaarneembaar worden?'

Veel van wat hij en wat jij schrijft is als poëzie voor me: niet (volledig) begrijpelijk, wel verstaanbaar. Overigens zie ik een goeroe niet als een informant, en in exclusieve toegang, sleutels, slierten volgelingen en wat niet al tot het Al geloof ik helemaal niet. Dat is niet wat ik bedoelde met goeroe - misschien koos ik niet de goede term. Men moet zich toch, goeroe of niet, subversief opstellen ten opzichte van het weten (dat is wel een geschikte term eigenlijk). Een 'goeroe', zoals ik hem bedoelde, verenigt in dat opzicht priester- met gangsterkwaliteiten: eveneens een groteske figuur dus. De waarheid wordt niet geopenbaard, maar gehackt. Wat niet wegneemt dat ik je teksten soms lees zoals een inbreker aan een knop van een kluis draait: langzaam (dat ten eerste!), en goed luisterend of hij daar niet een stukje van een code kan oppikken. Ja, en dat wil dan niet zeggen dat die kluis na verloop van tijd met een ruk volledig opengaat en men getroffen wordt door een oorverdoven zonlicht, maar iets van die ervaring heb ik toch wel gedurig bij je teksten.

Nog even terug op de astrologie: daar heb ik verder niets mee te maken natuurlijk. Maar zoals alle systemen levert het vormen op die soms een tijdje ondergronds kunnen gaan en dan elders onverwacht weer opduiken. Het nadeel van op die manier essayistiek te bedrijven, is alleen dat het inventariserend werk is, meer geschikt voor een techniker of wetenschapper dan voor mij. Hier blijft het dan ook bij.

Ik kom later nog terug op Omé Agnel; nu wat eten en vanavond naar mijn biljartavond. Tsja!

Rutger

PS Had je nog gezien dat ik je tekst heb geplagieerd in mijn reactie op het bericht op de Contrabas?